Carst
Het is verrekte koud onder de brug te moeten slapen
Carst komt uit een gezin waarbij de ouders zijn gescheiden. Al behoorlijk lang. Hij woont bij zijn vader.
Zijn moeder heeft een nieuwe relatie met een man die geweld niet schuwt. Met een fors strafblad mept hij vandaag de dag zijn vriendin structureel in elkaar.
Carst weet dat, ik weet dat en de halve stad weet dat ook.
Ongeveer een maand geleden was het weer zover. Overigens: de beste vriendin van de moeder van Carst weigert om te melden uit angst dat de vriend haar ‘komt opzoeken’. Dat terzijde.
Carst kreeg er lucht van en heeft op ongenuanceerde wijze een soort van ‘gesprek’ gehad met de partner van zijn moeder.
Na het gesprek ging Carst naar zijn vader om het te bespreken. Dat iemand zou regelen dat dit zou stoppen, dat er melding gemaakt zou gaan worden. Maar vader geloofde het niet.
En dat ongeloof bij vader mondde weer uit in een handgemeen met Carst.
Carst werd door vader de deur gewezen. ‘s Nachts om 01.00 uur.
Carst belde iedereen in zijn contacten maar ja…. de meesten liggen om die tijd op één oor, dus sliep hij onder de brug.
“Het was verrekte koud en nat”, zou hij mij later vertellen.
De volgende dag stond hij hier beteuterd op de stoep. Uitleg was niet nodig; ik zag het direct aan zijn gezicht.
” Kom er maar in. Vanmiddag gaan we even schone kleren halen en de komende weken mag je hier blijven.”
Ik reed mee naar het huis van Carst, samen met mijn zoon. Mijn zoon vertelde over de situatie thuis bij Carst. Schimmel in de keuken, aan de muren, afwas all over the place en halve doorrookte gordijnen voor de ramen. Wasgoed overal.
“Nou mam, daar wil je toch niet opgroeien?!”
Carst kreeg een slaapkamer, we haalden wat kleren en zijn laptop op. Carst werkt 40 uur per week; staat om 06.00 uur op en komt om 17.00 uur thuis.
Nu ben ik van het truttige, dus hier staat elke dag een warme maaltijd op tafel. Doorgaans strikt om 17.00 uur.
We eten aan tafel.
Op de vrijdagavond zaten wij aan de tafel en uit het niets zei Carst: “Mijn vader kookt nooit. En jullie eten aan tafel.. met elkaar… dat is echt vet leuk, weet je dat?”
Dit is slechts één opmerking maar er zouden de weken erop nog veel meer volgen die mijn wenkbrouwen deden fronsen. Iets wat voor ons zo normaal is, is voor een ander bijzonder, uniek en een aangenaam extraatje.
Opvallend ook is dat hij, onder vrienden en bij mij, aangeeft, eenzaam te zijn.
“Ik ben niet alleen hoor…maar ik voel mij echt wel eenzaam”.
Dat is toch iets om trots op te zijn. Dat een jongere zich zo vertrouwt voelt in de omgeving, dat hij dat durft te zeggen.
Maar ook schrijnend dat zo’n jongen, in de bloei van zijn leven, eenzaam is.
Ik word er soms ongelooflijk kwaad om. Afgelopen periode heb ik samen met andere ouders een brainstormsessie gehouden over het voorkomen van dakloos raken van jongeren.
Dit was namelijk een opdracht van het ministerie.
In onze regio zouden wij ons bezig houden met preventie en informatievoorziening voor en door ouders.
En hoe goed ook bedoelt: het voorkomen van dakloos raken van jongeren is een utopie.
Kijk, in die denktanksessies zitten ouders die bewust bezig zijn met hun jongeren; het beste met hun voor hebben. Hoe je het beste kunt opvoeden….
Maar in die denktanksessie zitten echt niet de ouders die hun kinderen meppen, verwaarlozen, verslaafd zijn of hun kroost niet fatsoenlijk te eten geeft. No way.
Dus hoe gaan wij, bewuste ouders, dan het probleem oplossen??
Door een lotgenotengroep? Door folders en flyers uit te delen op scholen?
Kijk, dat initiatief is mooi hoor. Maar voor de inmiddels weggelopen, dak- en thuisloze jongeren zet dit geen zoden aan de dijk.
Ik vang nu bijna vier jaar jongeren op; allemaal met een eigen verhaal. En sorry, het ligt echt niet altijd aan de jongeren.
En de ouders die verzaken voor hun kinderen te zorgen gaan dit gedrag echt niet zomaar veranderen. En die gaan zich niet melden bij de jeughulpverlening.
Dus waar gaan die jongeren dan naar toe??
Jongeren van 18, 19 jaar. Die niet in de hulpverlening zitten. Die niet eens weten dat je dus bij de gemeente terecht kunt voor hulp.
Die niet in aanmerking komen voor crisisopvang omdat zij geen indicatie hebben.
Waarvan een buurman zegt: “Stuur je ze toch gewoon naar de daklozenopvang?!”
Ik ben bij de daklozenopvang geweest.
Daar wil je niet dood gevonden worden en zeker niet als jongere met nog enige potentie om iets te maken van je leven.
Het zwerfteam jongeren heeft ook geen plek. That’s it.
Zo staan de zaken ervoor.
Deze jongeren worden simpelweg door niemand geholpen en ze kunnen nergens terecht behalve soms, ja soms, bij famile en/of vrienden.
Terug naar Carst. Hij is van de week ontslagen.
De werkgever vond dat hij priveproblemen niet mee moest nemen naar het werk. Let wel: het gaat hier om een jongen van 19!
Samen met hem een WW aangevraagd en er eerlijk in gezet wat de reden van de werkgever was. We kijken wel waar dit toe leidt ( wellicht slecht werkgeverschap)
Carst wist niet eens dat hij een WW kon aanvragen……
Ik heb het samen opgepakt met Carst en gisteren is hij naar het uitzendbureau gegaan voor ander werk. Dinsdag kan hij beginnen.
“Bedankt dat je even geholpen hebt, Alet”
“Graag gedaan, jongen!”
Vrijdagmiddag komt mijn zoon even bij mij. Carst zit aan de tafel en ze hebben een serieus gesprek.
Ik vang half wat op en half niet wat op maar één opmerking blijft mij bij.
“Hé, gast, het is hier fijn. Ik krijg hier echt rust zonder dat mijn pa mij in mijn nek hijgt!”
Nou, dat is mooi. Dat is namelijk de eerste stap: rust creëren.